Zintuigen

Vanaf het ogenblik dat onze voorouders een kaak ontwikkelden nam de noodzaak om de omgeving  snel en gedetailleerd waar te nemen exponentieel toe. Tot dan toe waren onze  voorouders kaakloze vissen en werd voedsel gewoon opgezogen en gefilterd. Het zenuwstelsel ontwikkelde zintuigen (zien en reuken) voor waarneming op afstand. Deze zintuigen zijn kort bij de mond gelocaliseerd, wat logisch is want  voedsel ruiken, roofdieren zien om zelf geen voedsel te worden...dat alles geschiedt kort bij waar de aktie is: de mond. Alleen zo is de latentietijd tussen waarnemen en reageren zo klein mogelijk.

De zintuigen zijn sensoren die veel rekenkracht vragen van het "grote mondganglion" en dus groeit het primitieve brein meer en meer.

De interactie tussen wat zich in de mond afspeelt en de gebeurtenissen op afstand geeft aanleiding tot het samenspel van de verschillende craniale zenuwen, een samenspel dat nog steeds onze gezondheid bepaalt.