Het brein

Hoe is het "grote  mondganglion" of het brein opgebouwd?

Evolutionair moest natuurlijk op de eerste plaats voeding binnenkomen; daarom was een plaats kort bij de mond van essentieel  belang. Vervolgens ontwikkelde zich de volgende structuren (Paul MacLean beschreef dit in de jaren zestig van de twintigste eeuw als "the triune brain):

Het triune brain is een model van de evolutie van de voorhersenen en het gedrag van de gewervelde dieren. Het  "triune brain" bestaat uit het reptiel- brein (reptilian complex), het vroege  zoogdieren-brein (paleomammalian complex of het limbisch systeem) en het recente  zoogdieren-brein (neomammalian complex of neocortex); deze structuren werden in de loop van de evolutie als het ware sequentieel op elkaar "geplakt".

Kort samengevat stelde MacLean dat:

Het "reptilian complex" instaat voor overleven en voortplanting ; het regelt de bloeddruk, de hartfrequentie, de vertering, de ademhaling en het elimineren van afvalstoffen.

Het "paleomammalian complex" regelt  de  emoties (paarvorming, empathie) en het ouderlijk gedrag.

Het "neomammalian complex" vormt de basis  van het menselijk denken: logica, abstracties, taal en bewustzijn danken alles aan de neocortex.

Normaal werken deze "onderdelen" samen, maar in geval van uithongering dwingt het reptiel in ons  om eten te zoeken of in geval van gevaar zal het oude zoogdieren deel van het brein ons tot agressie dwingen.

De laatste  jaren werd deze hypothese wel minder gesteund  door de meerderheid van de neurowetenschappers. Een meer recente visie is de volgende:

1. de hersenstam en de hypothalamus vormen het fundament waarop het organisme overleeft: hier wordt gezorgd dat  de meest primaire, basale behoeften bevredigd  worden.

2. het limbisch systeem (de amygdala,  de hippocampus) staan in voor complex automatisch gedrag zoals  "fight or flight" reacties. De reflexen van hetn limbisch systeem zijn meer basaal en instinctief dan de neocorticale functies.

3. de basale ganglia optimaliseren de volgorde van aangepast gedrag (adaptive behavior optimization)

4. de neocortex (6 lagen bij de zoogdieren) en vooral de prefrontale cortex stuurt op een flexibele manier doelgericht leren, gedragen en denken. Het begrip "cognitie" is alleen maar mogelijk indien het dier over een efficiënte prefrontale neocortex beschikt zoals bij de primaat homo sapiens vaak het geval is.

Er zijn talloze verbindingen tussen deze lagen; bij loskoppelen van de verbindingen valt men niet eenvoudig  terug op voorvaderlijke gedragspatronen,  maar vaak is er onvoorstelbaar functie verlies dat alleen kan verklaard worden door de samenspel van alle regio's in de hersenen.